De stand van zaken
Leerzones op Porteum
Nu Porteum nadert en we over een half jaar inderdaad die scholen binnenlopen en onze plek zoeken in de verschillende gebouwen, waar we dagelijks onze deels nieuwe collega’s ontmoeten. Waar we samen het onderwijs maken, naast elkaar en met elkaar, rond een vast cohort leerlingen. Nu dit allemaal zo dichtbij komt, ga ik nog even terug naar het begin. Want hoe is het ontstaan, het werken in leerzones? Hoe is dit ontstaan vanuit de visie ‘Leerlingen leren regie voeren op het eigen leren en handelen in verbinding met hun omgeving.’
Wat betekent het voor vmbo-leerlingen om zich voor te bereiden op een plek in onze huidige maatschappij? In boekje 2 wordt in het hoofdstuk Leren met ruggengraat de achtergrond geschetst van waaruit we naar deze opdracht hebben gekeken.
De vertaling van de visie in de inrichting van het vmbo-onderwijs op Porteum
Vijf jaar geleden startten we met een groep van 15 docenten met het onderwijskundig ontwerp van het nieuwe vmbo-cluster. Met stip bovenaan stond de behoefte om leerlingen meer op maat te kunnen bedienen. Om in verschillende groeperingsvormen en ruimtes met leerlingen te kunnen werken aan extra uitleg en verdieping. Om het gesprek met leerlingen over de leerstof ook op andere wijze te kunnen voeren dan in een klas van 30 personen. Want leerlingen zijn zeer divers in hun leerbehoeftes, hun benodigde leertijd en ondersteuningsvragen. Het nieuwe concept moest in de reguliere organisatie de mogelijkheid realiseren om leersituaties te flexibiliseren.
Daarnaast werd de intensivering van de begeleiding genoemd en de verrijking van het curriculum. De behoefte om leerlingen meer te laten ervaren binnen het curriculum, om in school ook andersoortig leren een plek te geven, om binnen- en buiten leren te verbinden en om samenhang in leerstof te verhelderen.
Om hier in het regulier systeem aan tegemoet te kunnen komen, concludeerde de ontwerpgroep dat er een zekere flexibilisering van tijd, aanbod, leerruimtes en begeleiding nodig is. De vraag was dus: hoe organiseren we, naast de gewone lessituatie, onderwijstijd die meer flexibel is in te vullen?
Hoe organiseren we flexibiliteit in ons onderwijs?
Om een zekere flexibiliteit te organiseren is het volgende nodig:
De leerzone in de praktijk
In een leerzone vind je de lokalen van een aantal taakverwante vakken naast elkaar op de verdieping. Het gaat dan om de leerzone science, talen en gamma. Kunst en Cultuur en LO vallen hier buiten omdat zij vaklokalen nodig hebben die deels elders op Porteum zijn gesitueerd.
Gebouw Steven
Binnen de tl-bovenbouw (leerjaren 2/3/4) hebben we twee parallelle teams. Op verdieping twee zit team A met de leerzones gamma en talen én een flexruimte. Op verdieping drie zit team B met de leerzones gamma en talen én een flexruimte. Omdat de leerzone science-vaklokalen nodig heeft, hebben alle tl-bovenbouwleerlingen de science-lessen op verdieping één.
Gebouw Ruim
Op de tweede verdieping zit het Junior College bk, met werkplekken op de gangen en twee praktijklokalen, specifiek ingericht voor de onderbouw. Op verdieping drie zit het Junior College tl mét een flexruimte. Op deze verdiepingen zijn alle leerzones aanwezig en worden dus alle vakken gegeven behalve LO.
Gebouw Boeg
Hier bevinden zich de praktijkruimtes en de bijbehorende instructieruimtes van de profielen Z&W, PIE, BWI, E&O, D&P en HBR én 2 ruimtes waarin leerlingen zelfstandig kunnen werken. Daarnaast de leerzone talen en maatschappij op verdieping drie, en op verdieping twee de zone science.
Elke 90 minuten gaan leerlingen naar een andere leerzone. Leerlingen bezoeken die leerzones een aantal keer per week. In de leerzone van 90 minuten hebben zij twee lessen ingeroosterd van 45 minuten. Op maandag zijn dat bijvoorbeeld Engels en Duits. Op dinsdag kan dat Engels en Frans zijn. De lessen staan zo ingeroosterd dat de tabel klopt. Alle leerlingen krijgen die uren waar ze recht op hebben en ook bij alle docenten staan de juiste uren per klas in het rooster. De leerling volgt zoveel mogelijk lessen op de eigen verdieping. Voor specifieke lesruimte gaat hij naar een andere plek (lab, werkplaats, kunst, LO).
Dus we zijn goed onderweg en weten tegelijkertijd dat de uitwerking vanaf volgend jaar in de dagelijkse praktijk haar echte vorm krijgt. Het is goed om de uitgangspunten dan helder op een rij te hebben in boekje vijf. Want het blijft work in progress.
Judit Weekenborg
Bij het doorgaan van gebruik van deze website, accepteer je het gebruik van cookies. MEER INFORMATIE
The cookie settings on this website are set to "allow cookies" to give you the best browsing experience possible. If you continue to use this website without changing your cookie settings or you click "Accept" below then you are consenting to this.